Zoals je zou verwachten bij een ietwat obscuur medium, is er geen cornucopia aan literatuur over te vinden. De meeste boeken over zilverstift nemen die schaarsheid dan ook als uitgangspunt. Schwalb en Mazzullo hebben bijvoorbeeld een zeer complete, praktische handleiding voor zilverstiftkunstenaars geschreven. Ook Joseph Meder maakte zijn curieuze boekje in 1909 met als doel het medium te promoten.
De auteur Joseph Meder
Joseph Meder studeerde, net als ik, Germanistiek. Hij begon zijn werkende leven, net als ik, tussen de boeken: ik in een antiquariaat, Meder in de universiteitsbibliotheek van Wenen. In de tijd dat hij het zilverstiftboekje uitgaf, was hij directeur van de grafische collectie van het Weense kunstmuseum de Albertina. Daar concentreerde hij zich vooral op de restauratie en conservatie van oude tekeningen. Zijn bekendste werk is een vaak geciteerde, kritische catalogus van de tekeningen van Albrecht Dürer.
Meder had dus zeker een geschikte achtergrond om iets over zilverstift te zeggen. Toch is zijn boekje geen beschrijvende catalogus. Het is specifiek geschreven voor kunstenaars, vol praktische tips, hoewel hij zelf geen kunstenaar was. Zijn doel hiermee is niet beschrijvend maar “dat het tekenen met zilverstift weer aan het licht komt”. Hij wil, net als Schwalb en Mazzullo, net als ik, het gebruik van de zilverstift promoten.
Daar houden de overeenkomsten wel op. Meder laat duidelijk zijn afkeer van het op dat moment hippe Franse Impressionisme blijken. Verbetering kan in de kunst alleen komen door bestudering van de oude meesters want hun tekeningen zijn “eerlijk en goed gemaakt”, aldus Meder.
[Die Franzosen] haben nur Freude an spontaner, ungeplanter Malerei und nackten Menschen. (Joseph Meder, 1909)
Meder schreef dit als Dürerkenner. Ik kan dan ook niet helpen om een overeenkomst te zien met die andere groep renaissancekunstenaars die een zilverstiftrevival probeerden te verwerkelijken: de Prerafaëlieten. Deze groep Engelse kunstenaars zocht een terugkeer naar eenvoudige composities (en levenswijze) en een nauwkeurige, realistische werkwijze zoals in de tijd van Rafaël, een tijdgenoot van Dürer. Ze plaatsten zich uit verering van de meester vóór hem en liepen rond als fanatici in eenvoudige jurken van ruwe stof.
De boekband
Meders boekje is dan ook een vreemd imitatie-renaissance zilverstiftpromotiewerkje. Dat zeg ik met alle liefde voor het medium – niet omdat ik de Renaissance wil terugbrengen. De herintroductie van oude technieken in een nieuwe tijd kan tot nieuwe inzichten leiden maar het verleden haal je er niet mee terug.
Het boekje is desondanks een leuk werkje. Gezien de bladspiegel en het lettertype zou je bijna denken dat het een getijdenboekje uit die tijd is. Hoe goed is het ook dat hij er stalen van geprepareerd aan heeft toegevoegd, zodat je kunt voelen wat de bedoeling is.
Kroon op het boekje is wat mij betreft de facsimile zilverstift die met een draad aan het boekje is bevestigd en tegelijk als sluiting fungeert. Dit is duidelijk geïnspireerd op de vergelijkbare pensluiting van meerdere, nog bekende origineel-renaissance zilverstiftschetsboekjes zoals die van Jacob Guldenmundt uit 1584.
Zeker als de zilverstift nog aanwezig is, betaal je een flinke duit voor de eerste druk van Meders zilverstiftboekje. Liefhebber Aline Ehrhardt verzorgde de herdruk in 2015 maar deze is helaas uitverkocht. Gelukkig is alles goed te bekijken in een gratis pdf (volg de link).
De inhoud
Meders boekje geeft heel beknopt alle aspecten van de zilverstiftkunst weer: de geschiedenis, hoe een zilverstift eruitziet, hoe je een zilverstift zelf kunt maken, hoe vroeger papier geprepareerd werd, hoe je zelf makkelijk papier kunt prepareren, en hoe je ermee tekent.
Sommige informatie is anders dan ik op zilverstift.nl geef. Wie er gelijk heeft, is niet de juiste vraag. Ik gebruik bijvoorbeeld fixeer waar Meder zegt dat je klaar bent zodra je met tekenen klaarbent en de tekening er door oxidatie alleen mooier wordt. Dat is minder een tegenstelling dan het klinkt. Ook ik waardeer de verkleuring door oxidatie. Ik werk veel groter waardoor onregelmatige verkleuring meer opvalt en er veel meer kans is op uitvegen. Ook bestonden fixeerspuitbussen nog niet in 1909.
De informatie die Meder geeft is heel beperkt. Hij stipt alles wat een beginnende zilverstifttekenaar nodig heeft zo kort aan dat je onherroepelijk met vragen blijft zitten. Zie het dan ook meer als een juweeltje om de interesse te wekken. De echte ontdekkingstocht volgt erna pas.
Meders geschiedenis van de zilverstift behandelt voorspelbaar vooral de Renaissance, maar wel met voorbeelden uit verschillende landen: behalve zijn geliefde Dürer en Cennini, ook o.a. Giotto, Botticelli, Raphael, Van Eyck en Memling. Met het noemen van deze grote namen geeft hij legitimiteit aan het medium.
Veertien jaar later, in 1923, heeft Joseph Meder in zijn boek Die Handzeichnung een veel uitgebreider hoofdstuk gewijd aan Metallstiftzeichnungen. Ondertussen in het laatste jaar van zijn directeurschap van de Albertina is dit boek veel wetenschappelijker en minder vanuit emotioneel liefhebberschap geschreven. Hij heeft hier ook aan de geschiedenis de Prerafaëllieten kunnen toevoegen.
Tot slot
Wat moet je nou met zo’n boekje? Het is sowieso een mooie toevoeging aan een curiosaverzameling van een zilverstiftliefhebber. Als het gaat om kunsttechnische informatie, is het boek van Schwalb en Mazzullo uiteraard veel nuttiger. Het is typerend voor zilverstift: eeuwig in de niche, gewaardeerd door kunstkenners en tekenaars, voortdurend net niet vergeten. Ik voeg mij met dezelfde liefde en bescheidenheid in dit rijtje.
Sehr leicht gehen die Künste verloren, aber schwer findet man sie wieder. (Joseph Meder, 1909)
Uitgelichte afbeelding: “Das Büchlein vom Silbersteft” door Joseph Meder, 1909.